Ridders en jonkvrouwen leven in prachtige kastelen.
We leerden hoe die kastelen zijn ontstaan.
Om voor indringers op de vlucht te gaan, maakten de mensen toren waarin ze konden schuilen.
Met een hek met scherpe punten er rond hoopten ze veilig te zijn.
Maar een houten gebouw was niet echt brandveilig.
Dus begon met gebouwen in steen te bouwen. Nog een grote gracht er rond, een ophaalbrug en het kasteel was geboren.
De hoogste toren kreeg de naam 'donjon'.
Achter de kantelen konden de wachters zich een beetje verstoppen.
Er waren werpgaten om pijlen door te schieten.
Het toilet was maar een gat in een plank en kwam uit in de gracht. Dat vonden we wel een beetje vies.
De kasteelheer had een eigen kamer.
In het kasteel was het heel erg koud. Er stond ook geen glas in de ramen.
In de keuken brandde wel een vuur dus daar kon je best een bad nemen omdat de enige warme plek was.
Binnen de muren van het kasteel werden ook dieren gehouden, was er een wapensmid, ...
Op een hele grote prent probeerden we de juiste woorden bij de juiste tekening te schrijven.
Omdat we met twee meer weten dan alleen, mochten we elkaar helpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten